Tien jaar geleden schreef ik een artikel dat viraal ging. ‘Goed wetenschapsnieuws brengen: het zal media worst zijn’ was de titel van dit stuk. Het ging over de berichtgeving over de relatie tussen bewerkt vlees en kanker, waarover een rapport van de WHO was verschenen. Kranten, tv-programma’s en nieuwssites sprongen er bovenop en sloegen de plank vervolgens volledig mis. Het eten van rood, bewerkt vlees werd gelijkgesteld aan de risico’s van roken en de blootstelling aan asbest.
Nu is overdreven gezondheidsnieuws bepaald geen zeldzaamheid: onder wetenschapsjournalisten is het al jarenlang een bron van ergernis. Want waar wij studies analyseren, rapporten vergelijken en cijfers in context zetten, lijken veel niet-gespecialiseerde journalisten die bronnen niet eens te raadplegen, of ze weten niet waar ze die moeten zoeken.
Dat is problematisch, zeker als het over gezondheidsnieuws gaat. Al jarenlang weten we vanuit onderzoek waar medisch wetenschapsanalfabetisme in de journalistiek toe leidt: het verspreiden van valse hoop en ongefundeerde vrees. Maar er dreigt nog een ander gevaar: als journalisten niet in staat zijn hun werk goed uit te voeren – door tijdsdruk of een slecht werkende bullshitdetector – worden ze de speelbal van politieke spelletjes of ideologisch gedreven lobbyisten.
Van de week was het weer zover. Deze keer ging het over het eindrapport van het onderzoek Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO). ‘RIVM: meer doden door longontstekingen nabij geitenhouderijen’, kopte NRC. ‘Gezondheidsrisico omwonenden geitenhouderij weer aangetoond, kabinet blijft afwachten’, meldde NOS. Opiniesite Joop van BNN/Vara maakte het helemaal bont: ‘Wetenschapsontkenner Van der Plas wil volksgezondheid opofferen om geitenhouders te beschermen’.
GroenLinks-PvdA, Partij voor de Dieren en ChristenUnie hadden zich al uitgesproken voor een stop op geitenhouderijen, nu ging ook de VVD om, na een Kamerbrief van ministers Agema (Volksgezondheid) en Wiersma (Landbouw). De conclusie in de media was dan ook niet mis: geitenhouderijen zijn slecht voor de gezondheid van omwonenden. Naar schatting zou het in Nederland jaarlijks tot 100 tot 600 extra ziekenhuisopnamen leiden, en: tot 20 tot 100 extra sterfgevallen. Maar wie het rapport goed leest, komt tot een heel andere conclusie.
Even oneerbiedig gesteld: doden doen het altijd goed in de krant. Het risico op onnodige doden doet het bijkans nog beter: het impliceert dat er een schuldige is (hoera, ophef!), dat er slachtoffers zijn (onrecht!) en dat het dreigende gevaar beslist te voorkomen is als iemand maar de mouwen opstroopt en daadkrachtig handelt. De media vinden dat prachtig, want kijk eens, zijn zij niet goed bezig als waakhond van de samenleving die misstanden aankaart?
Na de berichten kwamen dan ook de commentaren. ‘Het besef dat aan intensieve geitenhouderij risico’s kleven, is na de Q-koorts niet lang blijven hangen’, oordeelde de chef van de politieke(!) redactie van de Volkskrant. De omgang van de Nederlandse overheid met de intensieve veehouderij is al vele jaren onnavolgbaar, stelde hij vast. Dat de overheid niet onmiddellijk het voorzorgsbeginsel toepaste, was volgens hem ‘in alle opzichten exemplarisch voor bestuurders die geen knopen doorhakken’.
Dit alles wekt de indruk dat veel van die journalisten en politieke redacties de Kamerbrief van Agema en Wiersma weliswaar goed hebben gelezen, maar toch wat minder aandacht hadden voor het 128 pagina’s tellende eindrapport van het RIVM. De conclusie van de onderzoekers luidt namelijk: er zijn inderdaad meer longontstekingen aangetroffen in de omgeving van geitenhouderijen, maar dat berust op een correlatie. Een causaal verband tussen de kans op een longontsteking en de nabijheid van een geitenhouderij is in elk geval niet aangetoond.
Begrijp me goed: dat wil niet zeggen dat er geen causaal verband is – maar het RIVM heeft dat in elk geval niet kunnen aantonen in de drie afzonderlijke VGO-onderzoeken die het instituut uitvoerde over een periode van maar liefst elf jaar. Dat geldt dus ook voor het laatste, zogenoemde VGO III-onderzoek (waar de overheid overigens volgens Woo-documenten een slordige vier miljoen euro voor neertelde) waarover de kranten nu vol stonden. Precies dat rapport had een eindoordeel moeten vellen over de associatie tussen het risico op longontstekingen en de nabijheid van geitenboerderijen. Daarin zijn de onderzoekers niet geslaagd.
Goed, als dat alles zou zijn, dan viel de media niet zoveel te verwijten. Immers: ze benoemden het ontbreken van het causale verband keurig, en ze wezen erop dat de correlatie consistent naar voren kwam. Dat klopt, maar lag dat aan de geitenboerderijen, konden er andere factoren meespelen?
Een kritische blik op het rapport leert dat de woonomgeving van de onderzoeksgroepen (ver van de kust, in dichtbevolkte gebieden met mogelijk meer verkeersdichtheid en luchtvervuiling) nogal verschilt met die van de controlegroepen (veel in kustgebieden plus een fors deel in Noord-Nederland). Hebben die factoren de resultaten vertekend? Dat wordt niet duidelijk, want ze zijn niet meegewogen in de analyse.
Maar, zo meldden de kranten en nieuwssites: in de stallucht van geitenhouderijen hadden de onderzoekers de mogelijke boosdoeners gevonden. Ze stuitten op meer dan dertig verschillende bacteriën waarvan bekend is dat die bij mensen tot een longontsteking kunnen leiden. Van die 30 bacteriën bleken er 23 eveneens voor te komen bij patiënten, omwonenden, geitenhouders, of in de buitenlucht rondom een geitenhouderij.
Die bevinding leidde tot buitengewoon voorbarige – nee sorry, absurde – berichten in de media over longontstekingen, ziekenhuisopnames en doden in relatie tot de geitenhouderij. Ik neem u even mee in de cijfers van het patiëntenonderzoek – dat in 2018 startte – en de conclusies die de onderzoekers daar zelf aan verbonden.
Voor de patiëntenstudie had het RIVM eigenlijk 800 patiënten met een longontsteking nodig, 240 patiënten binnen 2 kilometer van een geitenbedrijf en de rest erbuiten. Die patiënten zouden aan de hand van diagnoses van een aantal geselecteerde huisartsen in het onderzoek worden opgenomen. Van te voren was op basis van modellen van het RIVM berekend dat er jaarlijks rond 89 patiënten met longontsteking per 100.000 inwoners toegeschreven zouden kunnen worden aan de geitenhouderij.
Maar die patiënten kwamen er niet.
2018 verstreek, 2019 ging stilletjes voorbij. Eind 2020 waren er welgeteld 8 patiënten gevonden. Een jaar later kwamen de onderzoekers op een luttele 37 mensen met een longontsteking. Let wel: dit waren dus alle patiënten die de diagnose longontsteking van de huisarts hadden gekregen: dat zei dus niets over ziekenhuisopnames of overlijdens.
Er zijn te weinig mensen met een longontsteking, somberden de onderzoekers. De coronamaatregelen zorgden ervoor dat er opeens minder longontstekingen optraden, meenden ze. Maar ook na de corona-lockdowns kwamen er geen nieuwe patiënten. In november 2024 promoveerde onderzoeker Inge Roof op het thema ‘Longontsteking en de nabijheid van pluimvee- en geitenhouderijen in Nederland: Het bewijs en mogelijke oorzaken’. Na jaren konden de huisartsen uiteindelijk slechts 108 patiënten met een longontsteking doorgeven, zo is te lezen in haar proefschrift, waarvan een aanzienlijk deel met onderliggend lijden, met name COPD.
Omdat het zo lang duurde, kon Roof de resultaten niet opnemen in haar proefschrift, maar wél publiceerde ze gegevens over ziekenhuisopnames. In hoofdstuk zes van haar proefschrift meldde ze haar bevindingen: er was géén verband gevonden tussen wonen in de buurt van een geitenhouderij en ziekenhuisopname door longontsteking bij volwassenen. Die informatie werd niet meegenomen in het VGO-eindrapport van het RIVM. Want, zo stelt het RIVM op haar website: ‘VGO heeft onderzoek gedaan naar longontstekingdiagnoses bij de huisarts en niet naar ziekenhuisopnames door longontsteking.’
Maar wacht even, zegt u misschien: de onderzoekers hadden toch 23 enge bacteriën in de directe omgeving van geitenhouderijen gevonden die de longontstekingen konden veroorzaken?
Dat klopt. Een van de belangrijkste bacteriën die als mogelijke ziekteverwekker van de longontstekingen wordt genoemd is Staphyloccus aureus. Laat dat nou een een bacterie zijn die bij dertig procent van alle Nederlanders in de neus zit – of je nu dicht bij een geitenhouderij woont of niet. Een andere bacterie uit de lijst van het RIVM is de Pseudonomas aeruginosa. Dat is een beruchte ziekenhuisbacterie die zich ook graag verschanst in afvoeren van wastafels in heel gewone Nederlandse huizen. Of neem de Escherichia coli: die komt zo veelvuldig voor, dat studies ze massaal aantreffen op mobiele telefoons en tv-afstandsbedieningen.
En, even ter herinnering: een aantal patiënten die een longontsteking opliepen had COPD. Laten die nou nét heel gevoelig zijn voor exacerbaties van hun ziekte als gevolg van Pseudonomas aeruginosa: volgens studies heeft 4 tot 20 procent van de COPD-patiënten wereldwijd met een verergering van hun ziekte die bacterie in het sputum – het maakt niet uit waar ze wonen. De geitenhouders zelf hadden nergens last van. Dat zou verklaard worden doordat zij meer antistoffen tegen de bacteriën zouden aanmaken. Als dat het geval zou zijn, waarom zou dat dan niet voor de omwonenden gelden?
Dat er geen causaal verband kon worden gevonden, doet trouwens niets af van de kwaliteit van het onderzoek. Er is noeste arbeid verricht,11 jaar lang, dat zeg ik zonder een spoortje ironie. De onderzoekers hebben goed gezocht, ze hebben alleen geen harde conclusies kunnen trekken. En het RIVM zelf heeft wel modellen gemaakt over het mógelijke aantal ziekenhuisopnames en doden als gevolg van longontstekingen, maar de woorden ‘sterfte’, ‘doden’ of ‘overlijdens’ komen in hun rapport niet één maal voor.
De doden in de media zijn, kortom, virtuele doden. Ze zouden kúnnen bestaan, misschien. Ze zijn alleen niet gevonden. Het zijn papieren misschien-doden, die op verzoek van de ministers, op basis van modellen, door de onderzoekers voorberekend zijn – voor het geval ze de patiënten met longontstekingen in de nabijheid van geitenhouderijen zouden vinden. Maar die waren er – het kan niet vaak genoeg herhaald worden – dus niet.
De herinnering aan Q-koorts staat in het geheugen gegrift van zowel de overheid als de media. Terecht: de Q-koortsepidemie werd laat onderkend en had grote gevolgen: duizenden mensen werden ziek, tientallen mensen stierven en nog altijd zijn er patiënten die lijden aan chronische Q-koorts. Maar angst is een slechte raadgever. Op basis van dit onderzoek drastische maatregelen nemen, zou verre van logisch zijn. De RIVM-onderzoekers zelf adviseren dan ook om de incidentie van longontsteking bij omwonenden van geitenhouderijen te blijven monitoren, om na te gaan of de verhoogde incidentie in de toekomst blijft bestaan.
Maar dat die conclusie kon escaleren naar 20 tot 100 doden per jaar, is wonderlijk. Minister Agema lijkt er zeker van: ‘Duizenden mensen worden daadwerkelijk ziek, van wie er tientallen overlijden. Dat is best fors voor zo’n kleine sector’, aldus de minister. Inmiddels hebben de betrokken ministers, Agema en Wiersma, de Gezondheidsraad om advies gevraagd, tot woede overigens van sommige politici en columnisten die NU! ONMIDDELLIJK! MAATREGELEN! wilden. Dat de Gezondheidsraad er eens rustig naar kijkt, klinkt verstandig. En voor de volgende keer zou ik zeggen: eerst die rapporten goed lezen, journalisten, dan pas mekkeren.
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je me nog veel meer. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.