Wetenschappers werken hard aan het verbeteren van het dierenwelzijn in de veehouderij. De boeren willen wel, merken onderzoekers, maar tegenstrijdige wetgeving en economische belangen werpen obstakels op.
‘Deze koe zit goed in haar vel’, zegt dierenarts en ‘koeienfluisteraar’ Joep Driessen terwijl hij door het weiland loopt van boer Coen Wantenaar in Soest. ‘Ze heeft een glanzende huid, heldere ogen en een alerte kop. Zie je dat de oren in de richting wijzen waar de koe naar kijkt? Dat betekent dat ze nieuwsgierig is en haar omgeving vertrouwt. En kijk, die strepen op de flank zijn happy lines. Die komen tevoorschijn als de koe een goedgevulde pens heeft. Een koe moet vreten, vreten, vreten. Ze willen zes uur eten, veertien uur per dag liggen, twee uur worden gemolken en twee uur sociaal doen. Dat is de agenda van de koeien. Ze hebben het hartstikke druk.’
Voor Driessen hebben koeien geen geheimen. Hij leest hun lichaam en weet dan precies hoe een koe erbij staat. Sommige koeien zijn onrustig tijdens het melken. Hij leert boeren dat er koeien zijn die het dan prettig vinden als je een hand op haar buik legt of als je een stapje terug doet, net buiten haar zogenoemde vluchtzone. Hij weet dat ze er niet van houden als de boer te snel loopt of met de armen zwaait. Hij weet dat schreeuwen hetzelfde effect heeft als slaan: het maakt angstig en werkt averechts. Een koe die jou vertrouwt, zal alles doen wat je wil.
Beste jongetje van de klas
Driessen leert met zijn bedrijf CowSignals boeren stressvrij met koeien om te gaan. Daar komt meer bij kijken dan de dieren rustig te behandelen. De inrichting van de stal, licht, lucht, geluiden, looplijnen, hygiëne: het zijn allemaal factoren die meewegen. Inmiddels is hij in zeventig landen geweest ‘waar serieus melk wordt gemaakt’. Zijn conclusie: het systeem in Nederland, met weidegang voor meer dan 80 procent van de koeien, is efficiënt en duurzaam. In bijvoorbeeld Amerika is het overgrote deel van de melk afkomstig van enorm grote bedrijven met meer dan duizend koeien die nooit buitenkomen. Maar, erkent hij, ook al doet de boer in Nederland het relatief goed, hij is niet meer het beste jongetje van de klas.
Jaarlijks krijgt een op de vier koeien uierontsteking, een pijnlijke aandoening. De meeste uierontstekingen ontstaan tijdens het melken. Bacteriën worden via niet goed gereinigde apparatuur, melkdoeken of handen van koe naar koe overgedragen. Een ander groot probleem in de melkveehouderij is kreupelheid. Na het afkalven is 50 procent van de koeien kreupel, constateerde dierenarts Peter Hut na een tweejarig onderzoek op acht melkveebedrijven. Volgens hem is de kennis van klauwgezondheid minimaal. Je kunt het de veehouders niet kwalijk nemen, zei hij vorig jaar op de website van vaktitel Nieuwe Oogst. ‘Zij worden in Nederland in een bepaald systeem gedwongen, waarvan de spelregels continu veranderen. Hierdoor zijn we te veel bezig met de dagelijkse gang van zaken en te weinig met de toekomst.’
Een systeem dat boeren nekt
Driessen is het daar helemaal mee eens. Hij laat de stal van Coen Wantenaar zien, die volgens hem tot de top-5-procent van Nederland behoort. Een schoonmaakrobot houdt de stal blinkend schoon, de koeien krijgen regelmatig voetbaden en op het beton liggen rubberen matten. Het zijn allemaal maatregelen die ziekte, wonden en kreupelheid voorkomen. Het is een win-winsituatie, benadrukt Driessen: een blije en gezonde koe is een winstgevende koe. ‘De optimale koe vreet 24 kilo per dag en maakt 36 liter melk. Dan heb je dus 1,5 liter melk per kilogram voer. En dat wil iedereen. Niemand wil een zieke koe. Een boer is echt niet gek.’
Maar het systeem, zegt ook Driessen, nekt de boeren. De stallen zijn te krap: een paar decennia geleden dachten boeren dat een ligplek van 1,80 meter voldoende was. ‘Nu weten we dat koeien zeker 2 meter nodig hebben. Dan pas kunnen ze lekker liggen, zonder dat het knelt en wringt. Ze hebben bovendien een zacht, luxe ligbed nodig met minstens 20 centimeter dik strooisel. Eenderde van de koeien in Nederland heeft dat nu, maar tweederde nog niet: dat kan dus beter.’
Veel boeren willen de oude stallen aanpassen aan de nieuwe vereisten. Maar vaak kan dat niet, vanwege de onzekerheid rondom de vergunningverlening en het uitblijvende Landbouwakkoord. Of de bank vereist dat de boer verder opschaalt, bijvoorbeeld van 120 naar 150 koeien, voor ze akkoord wil geven aan de financiering. Zelfs dan kan lang niet elke boer de torenhoge kosten dragen, al was het alleen maar vanwege de lage melkprijs.
In Soest komt boer Coen Wantenaar er even bij staan. Hij vertelt dat de melkprijs vorig jaar historisch hoog was: 60 cent per liter, twee keer zo veel als die nu is. ‘Nou, hupsakee. Toen kwamen er direct zonnepanelen, brede ligboxen, en kwam er een mestrobot om de vloer schoon te houden en rubber op de vloer.’ Volgens Driessen is het waanzin dat ‘goede boeren die toevallig binnen 10 kilometer van een natuurgebied zitten’ moeten stoppen. Zijn advies: ‘Laat de onderste 10 procent van de boeren die inefficiënt werken en slecht scoren op dierenwelzijn afvloeien en laat de goede boeren met rust.’ Een ander idee komt van zijn collega-dierenarts Hut, die veel ziet in het klauwscoresysteem in Engeland. Supermarkten daar nemen alleen melk af van bedrijven waar het aantal kreupelheden onder een kritische grens ligt.
Dierenwelzijn
Wetenschappers van de Universiteit Utrecht zouden het liefst zien dat dierenwelzijn hoger op de agenda komt. Het demissionaire kabinet voert een per 1 januari 2023 geldende wetswijziging over dierenwelzijn niet uit, omdat deze ‘onuitvoerbaar’ zou zijn. Hoogleraar dierenwelzijn Bas Rodenburg: ‘In het amendement staat heel algemeen gesteld dat we dieren niet meer mogen aanpassen aan het huisvestingssysteem, maar dat het systeem zich moet schikken naar de dieren. Niemand wist wat dat concreet betekende. Het convenant Dierwaardige Veehouderij, dat begin oktober wordt verwacht, moet daarin duidelijkheid brengen.’
Rodenburg is lid van de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA), die voor dit convenant zes leidende principes formuleerde. Hierin gaat de Raad een stap verder dan de opvattingen over dierenwelzijn die nog steeds gangbaar zijn, vertelt hij. ‘In 1965 formuleerde de commissie-Brambell de vijf vrijheden om dierenwelzijn concreet te maken. De nadruk lag daarbij vooral op niet schaden: het voorkomen van negatieve ervaringen, zoals pijn, ziekte en verwondingen. De vijfde vrijheid gaat over positief welzijn: dat dieren vrij moeten zijn om natuurlijk gedrag te vertonen. Nu pas komt er meer aandacht voor die vijfde vrijheid.’
Uiteindelijk, legt Rodenburg uit, gaat het erom hoe dieren zelf hun leven ervaren en of ze een ‘positieve emotionele toestand’ kunnen bereiken. ‘We zijn in de samenleving geneigd om altijd vanuit de mens te denken en rangschikken dieren daar ergens onder. Maar wij zijn zelf ook dieren, die de planeet delen met andere dieren. We weten ook steeds meer over de cognitie, taal en emoties van allerlei dieren.’
Europese wetgeving
Toch blijft de wetgeving hopeloos achterlopen op de wetenschappelijke inzichten en de maatschappelijke verwachtingen, stelt Rodenburg. Hij is niet de enige met dit standpunt: in september schreven hij en honderden wetenschappers, dierenartsen, academici en boeren van over de hele wereld een open brief aan voorzitter Ursula von der Leyen van de Europese Commissie. Zij wezen erop dat de politiek 181 duizend studies over dierenwelzijn links laat liggen en riepen op tot een krachtig en alomvattend voorstel voor EU-wetgeving voor dierenwelzijn.
Zo’n voorstel was ook beloofd door de Europese Commissie, maar nu haar politieke termijn ten einde loopt, is er nog niets geregeld. Een week later deed Von der Leyen in de ‘Europese troonrede’, de Staat van de Unie, de landbouwsector nadrukkelijk een handreiking. Ze sprak haar dankbaarheid uit naar de boeren, die voor voedselzekerheid zorgen – sinds de oorlog in Oekraïne weer een prioriteit in de Europese Unie. ‘Het woord dierenwelzijn viel niet één keer. Het is zeer teleurstellend, want deze vertragingstactiek leidt nergens toe’, aldus Rodenburg. ‘Ook de boeren hebben behoefte aan duidelijkheid, zeker de boeren die al werken aan duurzame oplossingen en daarin investeren.’
Dierenrechten
De praktijk maakt telkens weer duidelijk dat het verbeteren van dierenwelzijn in de veehouderij een bijna onmogelijk op te lossen puzzel is: het economische belang blijft – tot dusver – leidend. Ook zijn niet alle voorstellen realistisch, ziet dierethicus en filosoof Bart Gremmen: ‘Neem het voorstel dat varkens in de modder moeten kunnen wroeten, omdat dat onderdeel is van hun natuurlijke gedrag. Dan kom je direct bij een groot probleem uit: varkenshouders in Nederland hebben geen land. In Engeland is het anders: daar hebben varkenshouders wél een lap grond en het buiten houden van varkens is daar dan ook vrij gangbaar. Als je dat in Nederland wilt, moet je stoppen met de varkenshouderij óf binnen modderbaden gaan maken. Maar dan krijg je weer een probleem met de hygiëne.’
En dan is er nog de olifant in de kamer: zijn dierenrechten überhaupt wel verenigbaar met de veehouderij? Nee, vindt Gremmen, emeritus hoogleraar ethiek van de levenswetenschappen aan de Wageningen Universiteit. Hij publiceerde recentelijk zijn boek Dierethiek en veehouderij. Daarin stelt hij dat dierenrechten onverenigbaar zijn met de veehouderij: dat systeem noemt hij ‘immoreel’. ‘Ook de consument moet beseffen dat bij het eten van dierlijke producten altijd dierenleed komt kijken. Hoe goed een stal ook is voorzien van nieuwe snufjes, uiteindelijk ga je altijd tegen de belangen van de dieren in: ze worden immers gedood voor hun vlees.’
De boeren valt niets te verwijten, stelt hij: ‘De intensivering van de veehouderij kan direct gelinkt worden aan de Tweede Wereldoorlog. Onder het motto ‘nooit meer honger’ werd er na de oorlog in een korte tijd zo veel mogelijk voedsel geproduceerd. De boeren werden in een fuik gelokt om steeds meer dieren te houden en daarmee steeds goedkoper te produceren.’
Ondertussen is het de tussenhandel die profiteert, zegt Gremmen. ‘Laat de supermarkten stoppen met het stunten met basisproducten als melk, vlees en eieren. De overheid zou de boeren een basisinkomen kunnen garanderen. Boeren worden dan niet meer gedwongen om meer dieren te houden. Ze kunnen op die manier een eerlijke boterham verdienen en investeren in dierenwelzijn.’
‘Ook varkens en kippen hebben een rijk gevoelsleven’
Neem dieren serieus als individuen: hun ervaring van het leven reikt dieper dan we geneigd zijn te denken. Dat stelt universitair hoofddocent Rebecca Nordquist. Zij doet aan de faculteit diergeneeskunde van Universiteit Utrecht onderzoek naar de cognitie en emotie van landbouwhuisdieren als varkens en kippen. De faculteit steekt steeds meer tijd in het betrekken van de maatschappij bij onderzoek en onderwijs.
Daarom ging Nordquist na een uitnodiging op X op bezoek bij varkenshouders, waar ze filmpjes liet zien van een experiment met varkens: een geheugenspel met M&M’s, ‘want die vinden varkens echt heel erg lekker’. In het experiment staan in een ruimte zestien voerbakken in vier rijen van vier. In vier van de zestien zijn M&M’s verstopt, maar de voerbakken zijn bedekt met een bal. De varkens kunnen de M&M’s dus niet zien liggen. Nordquist legde de M&M’s elke dag in dezelfde vier bakken. ‘De eerste keer speuren de varkens ze allemaal af, maar op een gegeven moment gaan ze alleen naar de voerbakken met M&M’s. Na zo’n twee weken voeren varkens de taak foutloos uit.’
Met kippen deed Nordquist een simpele oefening om hun kortetermijngeheugen te testen. Van tevoren dacht ik: wat kunnen kippen nou? Maar ze verrasten me enorm: ze deden het nog beter dan de varkens. Daarnaast hebben ze, net als varkens, een rijk gevoelsleven. Pas als we daarmee rekening houden, kunnen we hun leefomstandigheden verbeteren.’
Dit artikel werd op 6 oktober gepubliceerd 2023 gepubliceerd op de website van de Volkskrant en op 7 oktober in de papieren Volkskrant. Het copyright ligt bij de auteur.
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je me nog veel meer. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.